“De hele kunst van het spreken is:
begrepen te worden”
Afwijkend mondgedrag | OMFT
De vormgeving van de mond en de stand van tanden en kiezen worden voor een groot deel bepaald door de functie van de spieren in en om de mond. ‘Normaal gesproken’ is er een functioneel evenwicht tussen de werking van de verschillende spieren in en rond de mond. De kauwspieren, de tong, de lippen, de kinspieren etc., oefenen ieder functionele krachten uit op het gebit. Als bepaalde spieren of spiergroepen niet goed functioneren, heeft dit vrijwel altijd direct een gevolg voor de uitgroei van het oro-faciale skelet en dus ook op de vorm van het gebit en/of de kaken (functionele malocclusie). Dit kan verschillende gevolgen hebben. Afwijkende mondgewoonten zijn gewoontehandelingen of bewegingen die negatief zijn voor de kaak- en of gebitsstand, het spreken, het gehoor en de gezondheid.
Kenmerken afwijkend mondgedrag:
- Duim-, vinger- en/of speenzuigen
- Tong- en lipzuigen
- Afwijkende bijtgewoonten zoals vinger-, nagel- en/of lipbijten (ook bij volwassenen)
- Klemmen en knarsen met de tanden en kiezen.
- Liplikken, te zien aan een schrale rand rondom de lippen.
- Vaak met open mond zitten.
- Slappe lipspanning.
- Kwijlen en met open mond kauwen.
- Mondademen, ademen door de mond in plaats van door de neus.
- Verkeerde tongpositie in rust.
- Afwijkend slikken.
- Een smal en gotisch verhemelte (in een vroeg stadium bij jonge kinderen)
- Een slissende of lispelende spraak
- Slaapproblemen.
- Hoofdpijn, nekpijn schouderpijn
- Kaakgewrichtsklachten (bij volwassenen)
- Problemen met het op zijn plaats blijven zitten van een gebitsprothese (bij volwassenen)
De eerste jaren van een kind zijn heel belangrijk in de groei en ontwikkeling. In de leeftijd van 2 tot 5 jaar groeien kinderen het snelst. Juist in die periode ontwikkelt zich 70% van het kindergezicht. Bij veel kinderen verloopt deze ontwikkeling niet op de juiste wijze. Bij het merendeel van de huidige kinderen zijn al tekenen van een malocclusie en een onjuiste gezichtsontwikkeling zichtbaar. Juist preventie en aanpak van deze problemen in een zo vroeg mogelijk stadium is de beste manier om het kind optimaal te laten groeien. Onderzoek laat zien dat een juiste groei van het gezicht, de kaakpositie en het gebit sterk afhankelijk is van een juiste ademhaling, een juist slikgedrag en een juiste tongpositie.
Om de gevolgen van afwijkend mondgedrag te beperken, is het wenselijk de behandeling in een zo vroeg mogelijk stadium te starten. Het draagt bij aan het verkrijgen van een goede neusademhaling en dus gezondheid. Tevens is bij een goed oro-faciaal evenwicht de kans op een relaps na orthodontie of chirurgische kaakcorrectie vele malen kleiner.
Spraakproblemen | Articulatie
Er is sprake van spraakproblemen wanneer een kind op het gebied van spraak duidelijk achterblijft in vergelijking met leeftijdsgenootjes, een vertraagde spraakontwikkeling. Je kind heeft bijvoorbeeld moeite met de uitspraak van bepaalde klanken of woorden en is hierdoor moeilijk verstaanbaar voor zijn omgeving. Een vertraging in de spraakontwikkeling kan problemen geven. Een kind wordt door de omgeving niet begrepen en het kan zich niet goed uiten. Dit kan tot gedragsproblemen leiden, zoals opstandigheid en driftig worden als het niet begrepen wordt. Het kind kan zich juist ook steeds meer gaan terugtrekken. Ook het leren op school kan moeizamer verlopen. Het kan van invloed zijn op het ontwikkelen van de lees- en schrijfvaardigheden.
Kenmerken spraakproblemen:
- Vervangen of vervormen van klanken in de spraak.
- Weglaten van klanken in woorden.
- Moeilijk verstaanbaar voor (on)bekenden.
- Problemen in de communicatie.
- Te snel of te langzaam spreken.
- Moeite met langere en complexere uitingen.
- Afwijkende intonatie en beklemtoning.
- Moeite met overgangen tussen klanken en syllabes.
- Moeite met andere mondmotorische activiteiten zoals drinken, kauwen, eten, blazen.
- Teveel of te weinig door de neus spreken.
- Slissen of lispelen
- Binnensmonds praten.
- Gedragsproblemen; driftig of opstandig worden als anderen hen niet begrijpen.
- Vermijden van sociale situaties, zich terugtrekken.
- Moeite met lezen en spellen, klank-tekenkoppeling.
Er zijn verschillende soorten spraakproblemen die ieder een andere uitwerking hebben en een andere aanpak vereisen om het probleem te verminderen.
Fonetische articulatiestoornis
Wanneer een kind een of enkele klanken van de moedertaal niet (correct) kan vormen, spreken we van een fonetische articulatiestoornis. Het kind zal de klank dan weglaten, vervangen door een andere klank of niet volledig correct uitspreken. Hierbij is een consistent foutenpatroon te zien, altijd bij dezelfde klanken. Het gaat hierbij vooral om fouten bij de productie van medeklinkers. Denk hierbij aan slissen, de ‘s’ wordt op een foutieve manier uitgesproken. Een articulatiestoornis kan het gevolg zijn van een structureel probleem (zoals bijvoorbeeld schisis, te kort tongriempje, …) maar dat is niet altijd het geval.
Fonologische articulatiestoornis
Wanneer een kind in principe wel in staat is om alle klanken motorisch te vormen, maar de taalregels niet correct toepast tijdens de spraak spreken we van een fonologische articulatiestoornis. Alle jonge kinderen passen in de loop van hun spraakontwikkeling vereenvoudigingsprocessen toe in de taalregels, maar deze verdwijnen naarmate ze ouder worden. Deze vereenvoudigingsprocessen zijn pas afwijkend wanneer ze langer worden toegepast ten opzichte van leeftijdsgenootjes of wanneer er a-typische vereenvoudigingsprocessen worden toegepast. Een belangrijk kenmerk van een fonologische stoornis is dat de vereenvoudigingsprocessen consistent worden toegepast, het kind past altijd dezelfde vereenvoudigingsproces toe.
Verbale ontwikkelingsdyspraxie
Wanneer een kind moeite heeft met de aansturing en planning van de mondspieren tijdens het spreken, spreken we van een verbale ontwikkelingsdyspraxie. Het kind vindt het lastig om de bewegingen die nodig zijn voor het spreken onder controle te krijgen. Deze moeilijkheden worden niet veroorzaakt door een verlamming of spierzwakte maar het kind heeft moeilijkheden met de planning en de coördinatie van de lippen, de tong, de kaak en het verhemelte. In tegenstelling tot een fonologische articulatiestoornis is er vaak een inconsistent foutenpatroon waar te nemen. Bij een dyspraxie slaagt het kind er af en toe wel, maar vaak ook niet, in om het woord correct uit te spreken. Het zoekt hierbij naar de correcte opeenvolging van bewegingen. Wanneer een verbale dyspraxie wordt vastgesteld, is deskundige hulp altijd noodzakelijk, vaak reeds vanaf jonge leeftijd.
Nasaliteitsstoornis
Wanneer de spraak te veel of juist te weinig door de neus klinkt spreken we van een nasaliteitsstoornis. Tijdens het spreken worden de meeste klanken door de mond gevormd. Het zachte gehemelte trekt op en daardoor wordt de mondholte aan de achterzijde afgesloten. Zo ontsnapt er geen lucht door de neus. Alleen bij de klanken /m/, /n/ en /ng/ wordt deze afsluiting niet gemaakt, zodat deze klanken door de neus klinken.
Verstaanbaarheid & Uitspraak NT2
Binnenkort beschikbaar
Informeer naar de mogelijkeden.
Therapiemethoden
Oromyofunctionele Therapie (OMFT)
Hodson & Paden
Methapon
Dyspraxieprogramma